Het huidige Rotterdam gaat velen te snel, dus geef kwetsbare bewoners meer tijd om te falen en om op te krabbelen, betoogt Erik Sterk. “Een exclusieve stad? Dat lijkt me niet de bedoeling.” (5 juni 2022)
https://www.nrc.nl/nieuws/2022/06/01/geef-bewoners-tijd-om-te-falen-a4131202
Geen stad in Nederland die de laatste jaren zo’n metamorfose heeft ondergaan als Rotterdam. Van ‘het afvoerputje van Nederland’ tot ‘de must-see-attractie van de Lage Landen’. Die mooie ontwikkeling heeft schaduwkanten, zien we op plekken waar kwetsbare Rotterdammers werken aan een beter leven.
Onder het huidige college is het concept van de participatiesamenleving ingeruild voor de prestatiesamenleving. Zelfredzaamheid is de norm, falen eigenlijk niet de bedoeling. Een ideaalbeeld dat intussen op alles en iedereen wordt geplakt, zo lijkt het.
Het huidige Rotterdam gaat velen te snel. Op basis van dertig jaar ervaring met ondersteuning voor Rotterdammers-met-tegenwind weet ik: je kunt veel betekenen, maar verlang niet dat mensen zich moeten voegen naar een ideaalbeeld dat niet aansluit op hun probleem of situatie. Dat is vragen om moeilijkheden.
Voor dak- en thuislozen en verslaafden is de toegang tot de stad altijd al een probleem. We willen ‘ze’ en ‘het’ eigenlijk niet zien. Zo’n vijftien jaar terug, met de uitvoering van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, maakte Rotterdam een grote stap. Dat gebeurde met een integrale, persoonsgebonden, niet-vrijblijvende aanpak van ‘verkommerden en verloederden’. De ene bewoner kreeg zorg & opvang (de verkommerde en verloederde), de andere stadsburger kreeg veiligheid & leefbaarheid (de rest van de stad). Een win-winsituatie, toch?
Vijftien jaar later spreken we, als het gaat om dezelfde groep, over ‘kwetsbare personen’. Wat zegt dat? Zijn de problemen anders geworden? Minder urgent wellicht? Bij de aanbesteding van dagbesteding in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zien we een vernieuwde werkelijkheid ontstaan: ondersteuning bij het werken aan een beter leven en het meedoen in de samenleving, van buurthuis tot Voedseltuin, moet in twee jaar leiden tot vrijwilligerswerk of een betaalde baan. Een prestatie van formaat. Met een beetje fantasie zouden we het ook toveren kunnen noemen.
De meeste deelnemers bij Pluspunt (een werkcentrum voor Rotterdammers die langdurig een steuntje in de rug nodig hebben) hebben nu al het gevoel dat ze in een exclusieve stad leven. Zonder ruimte voor hun tekortkomingen, uniekheid en gekkigheid. Maar hé, een Rotterdam zonder gekkigheid, exclusief voor de kansrijken? Heb ik iets gemist? Wat me extra zorgen baart, is dat het stadsbestuur niet langer de indruk wekt zich aan te sluiten bij het tempo van minder kansrijken.
Sociologen leren ons dat de stad geen plek is voor medezeggenschap. Als we niet oppassen, is het een plek van onteigening door een dominante klasse, gebaseerd op economische belangen. Zonder een écht belang om een stad voor iedereen te maken. Is dat aan de hand in Rotterdam? En zou ons stadsbestuur niet wat meer moeten opkomen voor de belangen van minder dominante klassen? Zonder die bescherming zullen Rotterdammers in een kwetsbare positie in de schaduw worden gezet. Dat het huidige huisvestings- en sociale beleid piept en kraakt, moge duidelijk zijn.
Zonder plekken voor vertraging en verbeelding – waar je mag oefenen, falen, weer op mag krabbelen en vooruit struikelend kan werken aan een beter leven – zijn we geen stad. In ieder geval geen inclusieve stad. Wat dreigt is een nieuwe sociale kwestie. Dit keer geen arbeiderskwestie, maar een ‘niet-arbeider kwestie’. Rotterdammers met een zodanig grote afstand tot de arbeidsmarkt dat een betaalde baan er niet inzit, worden uitgesloten van ondersteuning en meedoen in het publieke domein. Een exclusieve stad? Dat lijkt me niet de bedoeling.
Onlangs, tijdens het Levenslustfestival bij Pluspunt, presenteerde ik een ‘Ode aan de Vertraging’. Ik pleitte voor een inclusieve stad met vrijplaatsen voor kwetsbare én kansrijke Rotterdammers om (eventjes) niet te voldoen aan de drukkende prestatie-eisen van overheid, zorg, onderwijs, arbeidsmarkt en samenleving. Daar is behoefte aan.
Recent bezocht ik ook een reünie van mijn oude basisschool, De Meidoorn in Ridderkerk. Ik vertelde daar dat ik was gaan studeren in Rotterdam. Ik fietste in die tijd bijna dagelijks langs nachtopvang Havenzicht. Onder Rotterdamse studenten ging het broodje-aap-verhaal dat je er na een avondje doorzakken terecht kon voor een gratis ontbijt. In mijn werkzame leven kwam ik te werken bij de moederorganisatie van Havenzicht, Centrum voor Dienstverlening. Daar leerde ik wat er leefde achter die muren.
Met de meeste oud-schoolgenoten ging het goed, bleek tijdens de reünie. Leuke uitschieters: één klasgenoot is een poosje staatssecretaris geweest en een ander fotomodel. Helaas is ook iemand dakloos geraakt. De laatste was niet aanwezig. Te druk met overleven.
Aan de slag!
(Maar niet te snel).
Erik Sterk, directeur stichting Pluspunt Rotterdam en Voedseltuin Rotterdam